Jaren geleden moest ik naar het ziekenhuis om geopereerd te worden aan een navelbreukje. Ik had het lang uitgesteld, maar kreeg er wat last van en dus werd ik om een uur of twaalf, door mijn vrouw in het plaatselijk ziekenhuis afgeleverd.
Gelukkig niet ervaren op het gebied van medische ingrepen, was ik helemaal niet zenuwachtig. Ik kreeg een bed aangewezen en moest zo’n operatiehemd aantrekken. De operatie was om twee uur gepland en ik bracht de resterende tijd door met wat lezen en niets doen.
Toen het bijna twee uur was werd ik met bed en al naar de operatiekamer gereden. Ik moest daar even wachten en tot mijn ergernis begon ik opeens flink bang te worden. Zelfs zo bang, dat ik het koud kreeg en stevig begon te bibberen. Ik voelde me ook nog eens heel alleen. Dat hielp ook niet echt.
Een van de operatieverpleegkundigen kreeg het in de gaten. Zij kwam meteen naar mij toe, pakte mijn hand vast en stelde mij gerust. Tot mijn verbazing was het de moeder van één van de leerlingen op de school waar ik directeur was. Ik wist niet eens, dat zij daar werkte. Het rare was, dat ik nu zelfs een beetje schaamtegevoel kreeg over mijn kwetsbaarheid.
Heel professioneel en met een warme uitstraling begeleidde zij mij verder door de voorbereiding en voordat ik er erg in had was ik in slaap.
Om drie uur was ik terug op de kamer en mocht ik wat gele vla opeten en om half vijf kwam een verpleegster vragen of ik mijn schoenen vast kon maken. Dat lukte. Al vond ik het wel eng om te moeten bukken met zo’n verse wond in mijn buik. “Ik zie het al. Dat gaat prima.”, zei de verpleegster. “Bel uw vrouw maar. U kunt naar huis. “
Ik heb die moeder later nog wel bedankt voor haar goede zorg.